Marcel Nijland

Share

Eigenaars vinden weinig dingen zo leuk als hun pup te zien spoelen met andere pups. Lekker ravotten en elkaar achterna jagen zien veel mensen als het toppunt van plezier dat je een hond kunt gunnen. Ik kan me voorstellen als honden elkaar kennen en vertrouwen dat spelen het toppunt van plezier is voor de honden. Maar om spel goed te laten verlopen moet er aan een paar voorwaarden voldaan worden.

Pups

Wanneer pups met elkaar stoeien is het van belang dat ze van ongeveer gelijke grootte en gewicht zijn. Pups kunnen wild en ongecontroleerd spelen met elkaar en het helpt dan als ze beide van gelijk gewicht en krachtniveau zijn. Dat is een begin om al te grote risico’s op lichamelijk ongemak voor te blijven. Een grotere pup kan voor een kleine pup echt intimiderend zijn, wat je dan vaak ook in de lichaamstaal terug ziet. Soms duiken pups weg met lage staart en opgetrokken lippen voor het geweld dat over ze heen komt. Dat kan met grotere pups of in groepen plaatsvinden.

Het nadeel van deze stoeipartijen is dat het met grote opwinding en soms angstagressie gepaard gaat. Angstagressie bij een pup ziet er nog niet zo erg uit: lage houding, een keer de lippen optrekken en wat grommen en keffen, maar meestal geen echt gevecht. Pups vechten niet heel erg snel, hoewel dit ook weer per type hond kan verschillen.

Het combineren van een grote pup met een kleine pup geeft soms aanleiding tot onhandigheidsongevallen waarbij kleine pups zelfs fracturen kunnen oplopen. Pups spelen en stoeien vaak erg wild met andere pups. Dit overschrijdt de grenzen van de fysiologische belastbaarheid van veel pups. Stoeipartijen leiden regelmatig tot kreupelheid en een dierenartsbezoek. Ik waarschuw cursisten wel voor dat risico maar zolang het niet gebeurd is wordt er vaak weinig acht op geslagen. Het spelen is immers zo leuk voor ze en pups worden er sociaal van, zo is de algemene gedachte.

Sociaal gedrag

Sociaal levende dieren leren veel van hun sociale vaardigheden van volwassen dieren. De invloed van de moederhond is groot op de ontwikkeling van de jonge hond. Omdat honden niet in vaste roedels leven met een ouderpaar en hun nakomelingen (er zijn natuurlijk uitzonderingen), is de invloed van de teef vaak beperkt tot een paar weken tot een paar maanden. In een echte roedel doen reuen ook veel met de pups, zeker als de pups wat ouder worden. Pups leren veel van volwassen dieren, niet in de laatste plaats zelfbeheersing. Volwassen honden hebben een veel positievere invloed op het sociaal gedrag van een pup dan leeftijdgenoten.

Het heeft daarom mijn voorkeur om pups met sociale, niet te drukke, volwassen honden te laten spelen. Dit draagt bij aan de ontwikkeling van normaal sociaal gedrag en vermindert de kans op blessures.

Als advies geef ik mijn cursisten mee dat ze in hun omgeving op zoek moeten gaan naar een stabiele, vriendelijke hond waarmee ze hun pup kennis laten maken. Een pup heeft behoefte aan een hond die hij kent en kan vertrouwen. Een paar honden volstaan dan om je pup sociale vaardigheden bij te laten brengen.

 

 

Niet laten spelen

Mijn andere advies stuit op meer weerstand. Ik adviseer cursisten om hun pup uit de buurt van honden te houden waarvan je niet weet hoe ze gaan reageren. Van de meeste honden weet je dat niet als je op zondag middag het bos is gaat. Niet iedere delinquent die je in het bos tegenkomt is een speelmaatje.

Als ik in mijn spreekkamer luister naar het verhaal van eigenaren dan begint uitvallen aan de lijn heel vaak na een incident met een vreemde hond die een puberende hond ‘even op zijn plaats zet’, te wild ‘spel’, enz. In hondenspel zit best veel competitie. Mensen vergissen zich daar enorm in. Honden spelen niet alleen maar voor de lol.

De andere misvatting is dat sommige eigenaren het wel goed vinden als hun hond ‘een keer op zijn plaats’ gezet wordt.

Welke plaats? “De rangorde” krijg ik dan meestal als antwoord. Ik wil het nu niet over rangorde hebben maar voor het moment volsta ik even met de opmerking dat je hond niet in een rangordeverhouding leeft met een willekeurige hond die hij slechts incidenteel tegenkomt. Meestal ontstaat er dan een soort van competitieve verhouding. Rangorde bij honden ontstaat binnen een groep honden die elkaar kennen en ontstaat tussen reuen onderling en teven onderling. Honden hebben een gescheiden rangorde.

Vertrouwen

Vindt u het oké als een wildvreemde uw kind even op zijn plaats zet? Wat is dat eigenlijk: ‘Op zijn plaats zetten’. Ongewenst gedrag corrigeren doe je vanuit een vertrouwensbasis, dat besteed je niet uit aan een wildvreemde. Dat zouden we naar mijn idee ook niet met honden moeten doen. Op de plaats zetten moet ook de vorm hebben van de juiste richting wijzen. Niet iets fysieks en bestraffends.

Een hond is een roedeldier waarin de leden elkaar kennen en als het goed is, vertrouwen. Vertrouwen is een belangrijke basis van waaruit stabiel gedrag kan ontstaan. Vertrouwen kost tijd en moeite. In dit geval zit de tijd in het zoeken van een goede speelmaat en de moeite in het begeleiden zodat er geen ongewenste interacties optreden.

Met wilde stoeipartijen ondermijn je dat vertrouwen en vallen jonge honden terug op agonistisch gedrag: al het gedrag dat tussen vlucht en aanval ligt, maar dat nooit prettig is.

Ik zeg dus tegen mijn cursisten: laat je pup niet zomaar met een vreemde hond spelen, maar leer de pup dat hij of zij er niets mee hoeft.

Als ik één enkel advies zou mogen noemen dat bijdraagt aan een rustige, vriendelijke hond dan zou dat ‘niet spelen met vreemde honden’ zijn.

Als er dan een vreemde hond naar mijn pup komt doe ik niet moeilijk maar ik neem de pup wel zo snel mogelijk mee. Als de vreemde hond oké is, is er ook niets aan de hand. Vertrouwen betekent namelijk ook: zelf rustig blijven. Ik laat mijn hond alleen niet spelen.